HOME > FU MEMBRE > KERKGESCHIEDENIS > 120 jaar Vrije Evangelisatie < U bent hier
VRIJE EVANGELISATIE
1888 - 11 MAART -
1988
De Baptistengemeente
“Vrije Evangelisatie”
zoals de gemeente genoemd wordt, vierde
op 11 maart 2008, haar honderdtwintigste
verjaardag.
Velen weten eigenlijk niet zoveel over deze
Gemeente, die vroeger
in de volksmond
Bon’ bon’ Kerki werd genoemd. Daarom
willen wij u ter
kennismaking onderstaande
informatie presenteren, die werd samenge-
steld uit
artikelen, geschreven bij gelegen-
heid van vorige gemeenteverjaardagen,
door de
broeders Gerold Brandon en
Drs. Carlo Schuster.
In de statuten vinden we de grondslag van
waaruit de gemeente haar arbeid verricht.
De gemeente aanvaardt de Bijbel als het on-
feilbare woord van God. Zij gelooft in de
zondige staat van de mensheid. Dat God
Zijn
enig geboren Zoon gezonden heeft om verlorenen te zoeken en te behouden. Dat
allen tot persoonlijk geloof en bekering moeten komen in Christus. Dat gelovigen zich laten dopen. Dat gelovigen
deelnemen aan de arbeid van de Gemeente.
De Stichter
MEYER SALOMON BROMET,
op 13 januari 1839 uit Joodse ouders geboren te Paramaribo, vertrok op jeugdige
leeftijd naar het toenmalige Demerara om in de handel te worden opgeleid. In
Georgetown kwam hij in aanraking met het evangelie en leerde Jezus kennen en
aanbidden als de aan Israël beloofde Messias. Van toen af had Bromet slechts één
verlangen, namelijk te leven en te werken tot eer van God. Hij zei al gauw de
handel vaarwel en stelde zijn leven in dienst van zijn Heer, Messias Jezus.
Al
op 21-jarige leeftijd trad hij op als evangeliepre-
diker. Na een kort verblijf
in Engeland, keerde hij
in 1860 terug in Suriname. Hij begon te evangelise-
ren
in de Engelse taal, hetgeen als het begin be-
schouwd kan worden van het werk. In 1864 vertrok
hij opnieuw
naar Engeland om aan de Hackney
College theologie te
studeren en in 1867 promoveer-
de
hij in London tot predikant. Daarna werd hij door
de Schotse Zending, die ook
gedeeltelijk zijn studie
had bekostigd, aangesteld als zendeling onder het
volk
Israël en trad alszodanig op in Engeland en
Nederland.
Gedurende
zijn verblijf in Engeland, deed Bromet
buiten eerdergenoemde studie zeer veel
indrukken
op. Het vertalen en uitgeven van de vele liederen
van Ira Sankey, die
met de opwekkingsprediker
Dwight L. Moody samenwerkte, doet hun invloed op
het
leven van Bromet vermoeden. In een nawoord
bij Moody’s biografie, dat door Bromet
in het Neder- Meyer Salomon Bromet
lands werd vertaald, noemde de laatste wat hijzelf tijdens het
optreden van deze twee mannen Gods in Engeland had mogen ervaren. Het
opwekkingsvuur van Moody brandde in zijn binnenste. In dit licht moeten het
organiseren van bidstonden en het verspreiden van traktaten in Nederland, op
eerste initiatief van Bromet, worden bezien. Deze aktiviteiten introduceerde
hij ook in Suriname na zijn terugkeer in 1885.
Bromet
diende gedurende een jaar de Hervormde Gemeente zonder loon te accepteren, maar
daartegenover stelde hij vrijheid te willen hebben in het verkondigen van Gods
Woord. Na een jaar op die manier werkzaam te zijn geweest, zocht hij naar
andere mogelijkheden om het evangelie te verspreiden, hetgeen hem ook gelukte.
De prediking bleef niet zonder vrucht, maar ook niet zonder vervolging. Bromet
heeft ook moeten meemaken dat hij politiebewaking nodig had om zijn huis te bereiken,
nadat hij had geprobeerd enkele Joodse gelovigen ervan te overtuigen dat Jezus
de aan Israël beloofde Messias is. Kort voor zijn terugkeer naar Nederland in
1886, echter, werd in een verzoekschrift, dat door ongeveer 200 personen was
ondertekend, aan broeder Bromet gevraagd “ene Evangelisatie te dezer stede in
het leven te roepen”.
Voorbereidend werk
Toen begon de periode van voorbereiding die zou resulteren in de stichting
van de Gemeente. Uit
het midden van de ondertekenaars van het verzoekschrift benoemde men een
commissie, die zich zou bezighouden met de realisatie van een vast gebouw voor
evangelieverkondiging. In een circulaire wendde men zich tot de bevolking
teneinde te geraken tot de bouw van een “Vrije Evangelisatie”.
Christenvrienden in Nederland, verenigd in een Comité, ondernamen akties en
mede met
financiële steun uit Engeland, Schotland en Nederland gelukte het Bromet in
1887, in Schotland een kompleet kerkgebouw aan te kopen voor f. 6.409,-, dat op 13 november 1887 in
pakketvorm, per stoomschip Cottica, in Paramaribo aankwam.
In Suriname had het Comité het erfpachts-
recht verkregen voor het terrein,
waarop het
Kerkgebouw tegenwoordig nog staat.
Bromet was inmiddels weer
teruggekeerd in
Suriname.
Vrije Evangelisatie
een feit
Op 10 November 1887
werd de eerste steen
gelegd en op zondag 11 maart 1888 om 8 uur
‘s morgens vond
de plechtige inwijding plaats
van het kerkgebouw van de Vrije Evangelisatie.
“Honderdtwintig
jaar Vrije Evangelisatie” is daarom een dubbel feest. Het duidt op zowel het
bestaan van de Gemeente als de ingebruikname van het kerkgebouw. Het huidige
gebouw is echter niet het oorspronkelijke. Nadat de tand des tijds en termieten
zodanig geknaagd hadden aan het geheel uit pitch pyne opgetrokken gebouw, moest
dit in januari 1986 worden afgebroken. Door Gods genade en trouw was de
Gemeente in staat om een nieuw gebouw neer te zetten - overeenkomstig de overheidsregels
(monumentenzorg) - in dezelfde stijl als het eerste. Was de totale som voor het
eerste gebouw f 16.191,42, na honderd jaar kostte dit meer dan het
tienvoudige.
Doopdienst
Op zondag 29 April 1888 vond de eerste doopdienst plaats
in het Kerkgebouw. Deze geschiedde pas nadat de dopelingen, w.o. twee zusters
van Bromet, getuigenis gaven van hun geloof. Bromet geloofde dat jonge kinderen
niet van hun geloof kunnen getuigen en had daarom de kinderdoop verworpen.
De eerste doop en alle daaropvolgende werden tot het jaar 1893 bediend
door middel van besprenging. Toen kwam Bromet na veel gebed en Bijbelstudie onder
leiding van de Heilige Geest tot de overtuiging dat het dopen alleen middels
onderdompeling diende te geschieden. Hij reisde af naar het toenmalige Demerara
en liet zich daar op 17 april 1893 door onderdompeling dopen. Deze openbaring
werd niet zonder spanningen binnen de gemeenschap aanvaard. Door liefde en
geduld, maar ook met kennis van de zaak werd de gemeente onderwezen in de leer
omtrent de doop, met het gevolg dat vier maanden na Bromets doop, door de
gemeente het besluit werd aanvaard, dat de leden voortaan in de gemeente zouden
worden opgenomen door de doop door onderdompeling. Hiermee werd Bromet de
grondlegger van het Baptisme in Suriname. Sinds toen droeg de gemeente de naam: Gemeente van Gedoopte Christenen, welke naam later werd gewijzigd in
Baptistengemeente, terwijl het kerkgebouw de naam Vrije Evangelisatie vanaf
het begin tot nu toe is blijven behouden.
Andere activiteiten
Het
kerkgebouw mocht dan wel de naam Vrije Evangelisatie hebben en de behoefte
tot evangelieprediking groot zijn, maar bij deze activiteiten bleef het niet.
Naar het bevel van de Here Jezus dat discipelen geleerd zou worden te
onderhouden al hetgeen Hij had geboden, ontplooide Meyer Bromet ook andere
activiteiten. Hij zette een bijbelcursus op voor jongelui. Het “zangklasje”
(187 jeugdigen) had al eerder het levenslicht gezien. Ruim een jaar na de
opening van het kerkgebouw (1889) ging een bijbelcursus voor volwassenen van
start. In het tweede jaar van het bestaan van de Vrije Evangelisatie werd
begonnen met de eerste zondagschool. Broeder Bromet schijnt een speciale liefde
te hebben gehad voor kinderen. Mogelijk in dit licht moet de oprichting van de
Christelijke School op 1 november 1897 worden bezien. Kort gememoreerd zijn nog
de vertaalde liederen van Sankey en Alexander uit het Engels in het Nederlands.
Sinds de dood van Broeder Bromet in 1905 is het werk van de Vrije
Evangelisatie achtereenvolgend door vijf broeders voorgegaan.
Zending
In
de eerste helft der vijftiger jaren van de twintigste eeuw kwam de eerste
zendeling hier
aan, die vanuit de Gemeente in Suri-
name begon te arbeiden. In de
loop
van dat decennium volgden er nog
meer, evenals in de zestiger jaren.
Aanvankelijk beperkte het werkterrein
van de zendelingen zich tot de Para-
mariboërs. Naderhand breidde dit zich
uit tot Albina om Indianen aan de
Beneden-Marowijne te bereiken met
het evangelie en tot de rechteroever
van de Commewijnerivier onder Ja-
vanen en Hindoestanen.
zendeling Jan Kool
Unie van
Baptistengemeenten
In
de tweede helft der vijftiger jaren ontstond er een samenwerkingsverband tussen
de zendelingen van de Baptistengemeente Vrije Evangelisatie en die van de
West Indies Mission (W.I.M.) Er werden
gezamenlijke kinder- en jeugdkampen georganiseerd en andere
gemeente-activiteiten gehouden, zoals bijbelstudies, uitwisseling van sprekers,
zangavonden, doopdiensten. Eind 1969 en in 1970 volgde een reeks besprekingen
tussen de Baptistengemeente Vrije Evangelisatie en de W.I.M. over een nauwere
samenwerking. Mede als gevolg van het ontstaan van een (œcumenische) Raad van
Kerken, die de zendelingen negativisme verweet, werd de behoefte aan een nauwer
samengaan sterk gevoeld. Wat opvattingen over de bijbel betreft en de leer
daaromtrent, was er in feite niets dat deze beide groeperingen vanéén scheidde.
De W.I.M. had gemeenten te Paramaribo-Zuid (Zorg & Hoop) en te Mariënburg,
terwijl naast de Baptistengemeente Vrije Evangelisatie er één te Albina was
gevestigd. Na een reeks besprekingen werd de Unie van Baptistengemeenten
aangegaan op 5 December 1970, de dag waarop de Statuten met algemene stemmen werden
aangenomen door afgevaardigden van:
1. Baptistengemeente Vrije Evangelisatie - Paramaribo-centrum
2. Baptistengemeente Vrije Evangelisatie - Paramaribo-zuid (W.I.M.)
3. Baptistengemeente Vrije Evangelisatie - Mariënburg (W.I.M.)
4. Baptistengemeente Vrije Evangelisatie - Albina (V.E.)
Aangezien
het verenigingsjaar samenvalt met het kalenderjaar, worden de werkzaamheden van
de Unie geacht te zijn ingegaan op 1 januari 1971. Het ontstaan van de Unie kan
beschouwd worden als een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de Vrije
Evangelisatie.
Wat
eens het pionierswerk was van één man, bezield met liefde en ijver voor de in
Jezus ontdekte Messias, is uitgegroeid tot een arbeid die gedragen en
uitgedragen wordt door velen die gegrepen zijn door de liefde van Jezus, onze
Heer. Dat deze honderdtwintig jaren van het bestaan van de Vrije
Evangelisatie niet zonder spanningen, verschillen van mening en inzichten,
aanvallen van binnenuit en van buitenaf zijn bereikt, behoeft geen betoog.
Boven
alles is het echter van belang God de eer te geven en te aanbidden, voor het
zovele dat in de achter ons liggende jaren is gedaan, ter uitbreiding van Gods
Koninkrijk en de verkondiging van het evangelie.
De
Gemeente ziet vooruit naar de komst van de Koning der Koningen, Jezus de
Messias, en Zijn Koninkrijk. Moge het de Vrije Evangelisatie en de aangesloten
gemeenten gegeven zijn, mede te werken aan de spoedige wederkomst van de Here
Jezus, door met grote ijver en liefde voort te gaan in de verkondiging van het
evangelie tot behoud van velen en tot eer van God.
SOLI DEO GLORIA
(alleen aan God komt de eer toe!)