BRADA MI WAN AKSI YU...
Op
15 april 2007 werd onze broeder
Drs. Carlo Schuster 60 jaar oud. Ter gele-
genheid van die bigi-yari had Kerkipasi
een gesprek met hem. Zijn vrouw,
Zuster
Lucie Schuster-Ali, zat er ook bij en vulde
hier en daar wat aan. Het interview
pre-
senteren wij u nu, in verband met Drs.
Schusters pensionering van ERETS’
Radio
Shalom, ingaande 1 januari 2008.
Kerkipasi (V): Wat
is uw levensvisie?
Drs. Schuster
(A):
Op de leeftijd waarop
ik nu ben, is mijn
levensvisie gericht op de eeuwigheid.
Alles wat je doet, is
gericht op de
eeuwigheid. Dat heeft zich in de loop
der tijd ontwikkeld. Ik was
zeventien
jaar oud, toen de Heer mij riep. Nou,
als je weet dat je geroepen
bent, dan
weet je wie je Heer is en dat je op aarde bent om een taak te
vervullen. Je weet ook dat het tijdelijk is en in het besef dat je
verantwoording verschuldigd bent aan de Heer, doe je het zo goed mogelijk. Je
moet je er ook wel van bewust zijn dat je onvolmaakt bent.
Vanaf mijn zeventiende
was dat mijn kijk op het leven. Ik weet dat de Heer mij geleid heeft en wat ik
geworden ben, is het resultaat van Zijn leiding. Op het moment zelf, weet je
het vaak niet; pas wanneer je daarop terugkijkt.
Zelfs toen ik
studeerde in Nederland en “bij toeval” op de universiteit terecht kwam, was ik
me ervan bewust, dat het slechts voor een seizoen was, omdat ik wist dat de
Heer uiteindelijk een andere bestemming voor me had. Maar achteraf ben je dan wel
blij dat het zo gegaan is, en dan zie je de leiding van de Heer erin.
V. Wilt u iets
over uw jeugd vertellen en over het gezin waarin u bent opgegroeid?
Carlo Schuster (helemaal links) op een bruiloft met zus Irmgard naast hem,
en enkele van zijn broers
A. We waren met zijn zevenen. Zes jongens en
een meisje. Ik zat er precies tussen in; de vierde van de zeven. Ben in de
banken van de Vrije Evangelisatie opgegroeid. Mijn moeder werd daar gedoopt
toen ik ongeveer vier of vijf was. Ik ging met haar mee naar de kerk. Mijn
broers en zus gingen naar de Lutherse zondagschool. We woonden aan de
Steenbakkerijstraat waar CHM nu staat, dus dat was even om de hoek.
Van de kinderen was
ik de eerste die tot bekering kwam. Ik was toen negen. Vanuit onze gemeente
werd voor het eerst een kinderkamp georganiseerd op Republiek. Wat me op het
kamp aansprak, weet ik niet meer, wel dat we heel veel lol hadden. De kreek was
diep, dus we mochten niet zwemmen. Maar we zaten op de trap van de steiger en
lieten het water over ons komen. Dat vonden we heel leuk, en de spelletjes...
Omdat ik al zo jong
de Heer had
aangenomen, was ik in het gezin al
een beetje een buitenbeentje.
Ook
omdat ik de enige was van de ze-
ven kinderen met kroes haar. In die
tijd was dat niet onbelangrijk. Mijn
broers zeiden er niets van, maar
zelf voelde je je
toch wel anders.
En dan zie je dat je wanneer je de
Heer hebt aangenomen, ook nog
moet leren als Christus te gaan
denken.
Er woonde een broer
van mijn vader
In de zondagschoolklas van zendelinge Eva Roller op het erf en die zei vaak, “so fay’
later echtgenote van pastor Wim Wongsosemito wiri krempi, naso yu
ferstan krempi.”
(Hierop volgt hartelijk gelach van zowel de Schusters als de
Kerkipasi webmaster) "Ik liet mij ook
niet onbetuigd, want hij was kaal en ik gaf als antwoord “lek' fa yu no hab’
wiri, na so y’no abi ferstan.”
Van daar verhuisden
we naar Beekhuizen (het eerste woningbouwprojekt).
Dat was toen “buiten”. Ik weet niet meer hoe lang we daar gewoond
hebben, maar toen we terugkwamen naar de stad, aan de Hofstraat, was Paramaribo
echt stad geworden.
Ik ging dus met mijn
moeder mee naar de kerk. De
anderen kwamen later ook mee, toen ze wat ouder
waren geworden.
V. Hadden uw
ouders het moeilijk met de op-
voeding van “zoveel” kinderen, jongens in het
bijzonder?
A. Nee,
mijn vader heeft ons vanaf het begin ge-
disciplineerd opgevoed. Vanaf we klein
waren,
kreeg ieder zijn eigen taak opgedragen, waarop
ook werd toegezien - zeker
ook door elkaar - dat
die werd gedaan. Elke zaterdag was bij ons thuis
een werkdag.
Het was zeker belangrijk, dat mijn
vader zelf ook een goed voorbeeld gaf. Hij
hielp
hard mee, wanneer hij thuis was en er was geen
onderscheid tussen mannen-
en vrouwenwerk.
Hij kon even goed de was doen, als het erf aan-
harken. Carlo met zijn getuigschrift
van de zondagschool
Mijn vader was zo
beheerst. Als hij ons een pakslaag moest geven, dan nam hij er de tijd voor. Hij
deed het nooit in een boze bui en hij sloeg met een badslipper (Lach).
Voor ons was dus het
meer acteren, dan echt pijn hebben.
V. Kon u goed
met uw broers en zus opschieten of was er steeds ruzie – zo van “ik wil dat
grote stuk vlees” ?
A. Natuurlijk was er wel onderling gekibbel.
Dat komt in elk gezin voor.
Maar echt op zijn
Surinaams waren we onregelmatig bij elkaar. Alleen ‘s morgens niet. Vader was al
tegen half zes of zes uur uit huis. Tegen half zeven zaten we wel allemaal aan
tafel en dan las mijn moeder voor uit de Bijbel en dan pas mochten we naar
school. ‘s Middags kwamen we vanwege onze leeftijden en verschillende
schoolniveau’s op verschillende tijden thuis. Die op de MULO zaten, waren eerst
thuis en hadden dan al gegeten, wanneer de anderen kwamen.
Bovendien werd er voor
je opgeschept en toegezien op wat je at. Je ging niet zelf in de pot. Iedereen
kreeg een gelijke portie.
V. Uw moeder
leeft nog. Heeft u ook lang van uw vader genoten?
Het jonge bruidspaar met familieleden en vrienden. Links in het "wit", de moeder
van Zr. Lucie, aan de arm van Vader Schuster. Carlo's zuster Irmgard staat achter hen.
Rechts met de hoed op, moeder Schuster met Zr. Lucie's oom.
A. Nee, niet lang genoeg. Vader werd 65
jaar. Hij stierf in 1980. We waren nauwelijks drie jaren terug uit Nederland en
dan wil je de jaren, die je ver van huis hebt doorgebracht graag inhalen. Het
zou leuk zijn geweest als mijn kinderen hem ook goed gekend hadden. Carl was
vier en Naomi vijf. Stefan was negen jaar. Toen werd vader ziek en was snel weg. Ik
vond dat
hij te vroeg is gestorven.
Zr. Lucie vult aan:
De jonge Schusters
(Carlo's broers en zuster) mochten niet op straat spelen, dat moest voor in de tuin. De buurkinderen gaven
dan een seintje, wanneer zijn Pa naar huis kwam en dan renden ze gauw het erf
op. Maar als hij ze toch gesnapt had, dan keken de buurkinderen door de gaten
in de zinken schutting toe, hoe de Schustertjes op hun billetjes kregen.
(Hoe zij dat weet? Van moeder Schuster natuurlijk.)
V. Wanneer
kwam Zr. Lucie in beeld?
A. Toen ik zeventien was. Zij was nauwelijks
twee jaren
bekeerd. (1963)
We hadden in 1964 in
de Paasvakantie een vakantie-
Bijbelschool. Samen met een oudere zuster hadden we
een groep kleintjes. Lucie hielp ook, maar had geen vas-
te groep. Op het einde
van de week, werd die zuster
ziek en toen moest Lucie bij mij in de groep
helpen. Dat
heeft ze zo goed gedaan, dat ze me verder is blijven
helpen.
Toen ik wist dat de
Heer me had geroepen, vroeg ik
twee dingen aan de Heer:
1. Leid me naar een
Bijbelschool, zodat ik me verder kan
bekwamen
2. Geef me een vrouw
die bij me past.
Toen ik achttien was
en van de MULO school kwam, zeiden de broeders van de Gemeente, dat ze me
financieel niet konden steunen om naar de Bijbelschool te gaan. Ik moest maar
verder gaan leren voor onderwijzer en dan verder zien, hoe het zou gaan. Ik
begon dus met de vierde rangs cursus voor onderwijzer. Ondertussen hadden we al
verkering met elkaar. Ik heb vier jaren over de onderwijstraining gedaan. Toen
zijn we getrouwd en naar Nederland vertrokken.
Het was de bedoeling
dat ik dat
laatste jaar de hoofdakte in Neder-
land in één jaar zou doen (in
Suri-
name duurde dat 3 jaar) om daarna
naar de Bijbelschool te gaan. Ik
slaagde
wel van de pedagogische
academie, maar de Bijbelschool ging
helaas niet door,
want toen waren
we in verwachting van ons eerste
kind. Ik werd voor de vervulling van
mijn militaire dienstplicht opgeroe-
pen EN daarbij moesten we ook nog
verhuizen, want het huis waar we
op kamers woonden, was verkocht.
Het was juli
1971 en we moesten
vóór de laatste dag van de maand
verhuizen. Dat zorgde voor
heel
veel stress: Het kindje geboren,
geen huis, geen baan, oproep voor
militaire dienst...
Het was bekend, dat
je uitstel van
militaire dienst kon krijgen in ver-
band met studie. Ik heb toen
om
uitstel van de militaire dienst gevraagd en ging verder studeren voor
klinisch pedagoog. Ik weet niet of het door de studie kwam, of gewoon als
antwoord op mijn verzoek, maar ik kreeg uitstel. Ik had gesolliciteerd. De
eerste baan moest ik laten schieten want ik kon geen huis krijgen. Voor de
tweede werd ik aangenomen en kreeg toen ook een huis. We gingen wonen in Alphen
aan de Rijn, terwijl ik in Utrecht studeerde. Ik gaf drie en een halve dag in
de week les op een school.
In 1971 ging de
Bijbelschool dus niet door.
Maar na eenentwintig
jaar, in 1992, kwa-
men we op een vreemde wonderlijke ma-
nier toch op precies
diezelfde Bijbel-
school van de Torch Bearers terecht.
Hoe dat kwam? In die
periode (1990)
voelde ik heel sterk, dat ik weer naar
het buitenland zou gaan
om theologie
te gaan studeren. Ik had al informatie
opgevraagd van bepaalde scholen, maar
de bedragen waren zo
gigantisch!
Barbara Erb, een zendingszuster en
Capernwray Hall in Engeland vriendin van ons, ging met
verlof naar
Amerika. Daar kwam zij de vrouw van de stichter van de Capernwray Bijbelschool van de Torch Bearers
op een vrouwenconferentie tegen. Zuster Barbara wist van ons
verlangen en sprak met die mevrouw. Die zei spontaan:
“Stuur hen naar ons toe!”
We hoefden alleen ons reisgeld te betalen en voor de rest hebben zij gezorgd.
Zo zijn we in 1992
daar terecht gekomen. We
waren ouder dan de meeste studenten.
We hebben toen ook
iets vreemds ervaren:
Als de dagjesmensen kwamen – dat is daar
normaal - waren
het typisch allemaal mensen
die eenentwintig jaren daarvoor op die school
waren
geweest en die we toen ook zouden
hebben ontmoet, als we inderdaad in die tijd
geweest waren.
Ik vroeg me af waarom
dat zo was, welk doel
God ermee had. Ik bad erover. Die dag was
voor het Bijbel
lezen Jesaja 25 aan de beurt.
Toen ik begon te lezen, leek het eerste vers
heel
sprekend wel het direkte antwoord te
zijn van de Hemel:
O HERE, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen,
uw naam loven, want Gij
hebt wonderen ge-
daan, raadsbesluiten uit een ver verleden in Aktiviteiten van de
waarheid en trouw
volvoerd. (Jesaja 25:1) Capernwray Bijbelschool studenten
Dat was voor mij een
bevestiging van de Here, dat wij plannen kunnen maken, maar dat Hij het alles bestuurt.
Nu had Lucie ook de
training meegevolgd. Toen zou ze niet zijn meegegaan.
Zr. Lucie:
Ja, Carlo zou
weggaan, maar daar had ik geen moeite mee hoor. Het was toen zo, dat als de
leiding van de gemeente iets besliste, je het aannam. Zo zou het zijn.
V. Kon Zr.
Lucie goed mee in de bediening...
A. Het was gewoon een ongeschreven
aangenomen afspraak. In Nederland hebben we een weekend bijbelschool gevolgd.
Ze wist dat de Heer me had geroepen voor Zijn dienst, maar hoe dat precies zou
zijn, dat wisten we nog niet.
Ik wist me al sinds
mijn zeventiende ge-
roepen, zoals ik eerder al zei. Lucie, die
pas bekeerd was, vond ons toen maar
rare
jongens, want ze kon zich niet
voorstellen dat we zoveel lol hadden met
elkaar.
Zoveel lachen en stoeien en als
er Bijbelstudie was, waren we de ernstig-
ste, meest
heilige jongens die bestonden
en die op alles antwoord konden geven.
Zr. Schuster:
Ik was pas bekeerd; ik
kon dat helemaal
niet begrijpen. Als kind had ik wel de kinderbijbel gelezen en
ik wist wel wie Mozes was, of zo. Maar
de antwoorden die zij gaven, daar wist ik niets van!
De Bijbelstudie samen in Nederland heeft ons dus zeker goed gedaan.
Br. Schuster:
Als academicus
verdiende ik niet vreselijk veel,
maar wel genoeg, waardoor mijn vrouw nooit
buitenshuis hoefde te werken. Ik vond het fijn
dat ze dat niet hoefde en dat ze
zelf de kin-
deren kon opvoeden en opvangen als ze van
school kwamen. Dat
beschouwde ik als haar
bijdrage in mijn bediening. Ze stond wel niet
naast me
boze geesten uit te drijven, maar
haar bijdrage is niet te onderschatten, want
het heeft zeker ertoe meegewerkt dat onze
kinderen ook vroeg de Here hebben
leren ken-
nen.
Ik was er natuurlijk
ook wel, maar ik was veel
weg. Ik was geen beroepen voorganger van
de gemeente,
maar ik was wel in de leiding.
Vanaf 1978, nu al bijna 25 jaar in de leiding
van de
Gemeente als ouderling, met een sabbatsrust periode van vier jaar ertussen.
V. Is leiding
geven aan een gemeente dan zo zwaar?
A. Dat is heel zwaar werk.
Ten eerste omdat ik
nooit full-timer in
de gemeente ben geweest. Het voordeel
van werken bij de
overheid is wel dat je
na 2 uur, later 3 uur vrij was, maar al
mijn tijd na 3 uur
ging naar het gemeen-
tewerk, herderlijk werk, Bijbelstudies ge-
ven, voorbereiding. Iedereen verwacht
alles van de
ouderling. Omgekeerd niet.
Ik heb genoeg nachten
gehad waarin ik
gehuild heb om de gemeente en ge-
meenteleden en God om
verandering ge-
vraagd heb, wetende dat ik geen voor-
ganger was. Ik was wel
voorzitter van
het gemeentebestuur, maar herderschap
was niet mijn roeping.
V. Wat is uw roeping dan wel?
A. Vanaf mijn 17e weet ik dat het
te ma-
ken heeft met het Woord van God en het
klaarmaken van Gods kinderen voor
de
wederkomst van Christus, wanneer dat
ook mag zijn.
Naar aanleiding van
de studie op het jeugdkamp, Jozua 1:8, wist ik dat mijn levenstaak met dat
Woord te maken zou hebben.
Joz. 1:8 Dit wetboek mag niet
wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet
handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw
wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.
Zr Lucie: Ik had er
geen moeite mee, dat hij zoveel weg moest. Ik kon niet altijd meegaan naar de gemeente, vanwege de kinderen. Ik deed wel zondagschoolwerk, nam de kinderen dan
mee, later deed ik mee met de zuster hulp, organisatie van de zusters met elkaar. Ik kon mijn ei wel kwijt hoor.
V. U bent
klinisch pedagoog.
Heeft uw beroepsstudie in de
opvoeding van uw kinderen
meegeholpen?
A. (Lachend, een resoluut) NEE!
Zeker niet het
voor-kandidaatsge-
deelte. Dat was zo verschrikkelijk
filosofisch en het
doctoraal gedeel-
te was specialistisch, gericht op
kinderen met leer- en
gedragsmoei-
lijkheden.
V. Wat maakte dat u juist
dat
beroep koos? Naomi en Carl met Manuel
A. Ik ben er eigenlijk door de druk van de
omstandigheden in terecht gekomen.
Na het afstuderen hadden
we de gelegenheid om terug te keren naar Surianme. Er was een terugkeerregeling
toen; ik werd door de overheid aangenomen en op kosten van de staat repatrieerden we. Ik moest vijf jaren voor de overheid werken en dat deed ik op het Pedologisch
Instituut. Dat was waar ik ook voor gestudeerd had. Na drie jaar vroeg en verkreeg ik overplaatsing naar Sociale Zaken.
V. U wilde
wel terug?
A. Ik wist in elk geval dat ik niet in Nederland
zou wonen met het oog op mijn kinderen. Ik vond het verschrikkelijk om met
kinderen op de tiende etage opgesloten te zitten, terwijl Suriname zoveel land
had waar ze konden spelen. Al zouden we, als we daar waren gebleven later toch
een eigen eensgezinswoning hebben gehad, dan zou ik om het klimaat toch niet
daar hebben willen blijven, omdat je de kinderen moest inpakken voor ze naar
buiten konden, enzovoort.
Ik had veel te mooie kinderjaren gehad in Suriname, om mijn kinderen dat aan te
doen. Nee, terug naar Suriname!
Drs. Schuster met zijn vrouw Lucie en hun kinderen
v.l.n.r. Manuel, Naomi, Carl en Stefan
V. Bent u tevreden
met wat de kinderen zijn geworden?
A. Ik ben tevreden met wat de kinderen zijn
geworden. We hebben een goede relatie.
Zr. Lucie: Vooral
Carl overlegt veel met zijn vader. Twee kinderen hebben de Heer bij mij
aangenomen. Carl had het eerst gedaan en toen Manuel hem erover vroeg, stuurde hij
hem naar mij toe.
Naomi heeft op een
kinderfeestje waar Ann Chung (van Child Evangelism) iets met de kinderen deed,
de Here aangenomen.
V. U bent nu grootvader van vier kleinkinderen. Geniet u daarvan?
A. Ja,
grootvader, zeker! Niet Opa.
Opa’s lopen met een stok. Nu de kleinkin-
deren er
zijn... het is apart om met ze
bezig te zijn. Het is anders dan met je ei-
gen
kinderen, want voor je kinderen voel-
de je je verantwoordelijk, er moest iets
van ze worden. Nu voel je je ook verant-
woordelijk, maar toch op een andere
ma-
nier. Ik had ook wel plezier met mijn eigen
kinderen. Kinderen zijn immers altijd
bijzonder.
V. Doen uw
kinderen het nu als ouders
net als u?
A. Nee, ik wil dat ze op hun eigen manier
leren hoe het moet, met vallen en op-
staan en ik hoop alleen dat ze het beter Grootvader Carlo met zijn
zullen doen als ik. eerste kleindochter
V. Komen ze wel
eens om advies voor de opvoeding?
Zr. Lucie: Carl kan weleens een vraag stellen; bijvoorbeeld
of je je kind op school met carnaval moet laten meedoen of niet. Hij vraagt het
eerst aan zijn moeder, dan aan vader en vormt dan zijn eigen mening. Maar hij
doet toch veel zoals wij het zouden hebben gedaan.
Sommige dingen gaan echt over van de ene generatie op de andere. Alles wat je
op de universiteit hebt geleerd over opvoeding kan je terugbrengen tot twee
principes:
Ouders voeden
kinderen op met wat zij zelf in het opgroeien als leuk hebben ervaren en ze
proberen hun kinderen te onthouden wat zij zelf als niet leuk hebben ervaren.
V. Wat denkt
u van het verschijnsel, dat tegenwoordig soms de mannen thuisblijven als “Mr.
Mom” en de vrouwen naar het werk gaan?
A. Nou, toen in mijn studentijd, ging Lucie vaak
werken en was ik vrij veel thuis met kleine Stefan en dat deed je toen vanwege
de omstandigheden. Het was een periode in ons leven, maar als rolmodel - en dit
heeft alleen te maken met het fysieke verschil tussen man en vrouw, het
psychisch staan in de wereld, heeft niets met vrouwen emancipatie te maken of
zo... Kinderen kijken naar hun ouders. Dat heb ik toen ik klein was ook gedaan.
Ik wist: mijn vader gaat naar het werk en hij brengt het geld thuis. Hij hielp
ook thuis werken. Maar het heeft mij geholpen mijn identiteit te vormen als man
en hoe ik moest staan in de wereld. Ik weet niet hoe het zou zijn geweest, als
hij de hele dag thuis was geweest en mijn moeder het inkomen zou moeten
verwerven. Hoe klassiek het ook klinkt, ik weet wel, dat het van invloed is op
de kinderen. De volgende generatie zal zich altijd richten naar de vorige.
Zr. S Als de vrouw meer geschoold
is dan de man en meer zou verdie-
nen dan
hij, dan is het nogal lo-
gisch dat ze daarvoor kiezen. Maar
of dat juist is? Dan
vervaagt eigen-
lijk het Bijbelse patroon en dan
wordt de vrouw het gezinshoofd.
Vrouwen
worden dan vaak vreselijk
autoritair, als zij de kostwinner zijn
en het voor
het zeggen hebben. Ik
heb er bijvoorbeeld zelf nooit moei-
te mee gehad dat mijn
man het ge-
zinshoofd is. Ik had door kunnen
studeren en verder kunnen gaan,
maar... ik denk niet dat ons gezin
er dan zo uitgezien zou hebben.
Dat weet ik
gewoon van mezelf.
V. Hoe
kwam u bij Radio Shalom terecht?
A. In 1994/95 werd me meegedeeld dat mijn
contract bij het bedrijf waar ik toen werkte, niet werd verlengd. Per 31 jan 1995
kwam ik om het zo te zeggen, op straat te staan. De vraag was toen, wat ik
verder zou moeten doen.
Ik
heb toen een maand niet gewerkt en in die maand ernstig Gods aangezicht gezocht
om richtlijnen. Had wel gesolliciteerd op de universiteit en zo, om les te
geven. Een ding wist ik wel; dat ik niet terug kon gaan naar een seculiere job,
maar wat het zou worden wist ik niet. Toentertijd was het Bestuur van ERETS
(Evangelische Radio en Televisie in Suriname) bezig om de direktie van Telesur ertoe
te bewegen, om de zender vrij te geven. Na wat gesprekken met de toenmalige
direkteur en nadat enkele misverstanden waren opgeruimd, was die wel genegen om
de zender aan ons te verkopen. Zo konden we de uitzendingen beginnen.
Op
Witte Donderdag van dat jaar werden de eerste tonen gehoord.
Daarvoor
had het bestuur me gevraagd, om met het personeel dat toen al aanwezig was,
alvast bepaalde zaken op te zetten; te bekijken hoe het programma er zou
uitzien, hoe we het station zouden moeten inrichten en alles wat daarmee
gepaard ging. Toen heb ik als een soort consultant geholpen.
Omdat ik toen nog geen besluit genomen had ten aanzien van een betrekking,
vroeg het bestuur mij of ik niet in dienst wilde treden. Uiteindelijk heb ik daartoe
besloten.
Per
1 mei 1995 trad ik in dienst als direkteur van de stichting ERETS, want Radio
Shalom is een dochter van die stichting. Er was op dat moment niemand die
belast was met de leiding van de Stichting, wel van Radio Shalom. Zo ben ik daar terecht gekomen.
Ik
was er niet van overtuigd dat dat mijn eindbestemming was, maar het was in elk
geval geen seculiere betrekking. Naderhand heeft de Heer dat toch bevestigd,
toen ik begon te werken en heb ik veel zegenrijke momenten mogen meemaken in de
meer dan twaalf jaren, dat ik er gewerkt heb. Het is niet altijd gemakkelijk
geweest. We hebben niet altijd gemakkelijk personeel gehad. Ook niet altijd de
gemakkelijkste weg gegaan... Als we zeggen dat we radio-zendingswerk doen...dan
moet je ook weten, dat je een Hemelse Zender hebt, en dat je verantwoording
verschuldigd bent aan de Heer. Dan moet je eigenlijk te maken hebben met mensen,
die zich ook geroepen voelen als zendeling. Bij de ene was het meer aanwezig
dan bij de andere, bij sommige kennelijk helemaal niet aanwezig. Maar er waren toch
wel vruchten en het doet me heel goed om te zien dat sommige van de werkers
uiteindelijk als full-time zendingswerkers - dan wel elders - terecht zijn gekomen.
Het
stemt mij dan heel goed, en dat geeft altijd grote vreugde, want er zijn weinig
gelovigen, die een roeping op hun leven hebben en de prijs willen betalen om
full-time de Heer te dienen. Ik vind dat wij als oudere gelovigen toch wel de onderwijzing
moeten geven, maar ook de mogelijkheden scheppen, zodat er ook full-time
zendelingen uit ons land gezonden kunnen worden naar overige delen van de
wereld.
We
zijn zeker geroepen in ons eigen land getuigenis te geven, maar de Heer roept
ook zendelingen uit Suriname.
Ja,
er zijn vele zegenrijke momenten geweest.
Als men mij zou vragen of ik het over zou willen doen, zou ik voor de volle honderd
procent “ja” zeggen. Natuurlijk zouden er wel andere eisen en voorwaarden zijn,
omdat je nu zoveel jaren meer ervaring hebt opgedaan, maar ik heb het van harte
gedaan, als voor de Heer en niet voor mensen. En daarom denk ik dat ik het heb
kunnen volhouden, want het werk dat ik deed was ... ik weet niet voor hoeveel mensen.
Ik ben God dankbaar dat Hij mij te midden van dit alles, geestelijk en
lichamelijk maar ook psychisch kracht gegeven heeft om dit werk te kunnen doen.
V. U bent nu
60 geworden en u gaat met pensioen. Heeft u nog toekomstdromen? Dingen die u
graag zou willen doen?
A. Nou, genoeg! Niet wat ik graag zou willen
doen, maar wat ik nog had moeten doen. Er is zoveel blijven liggen door mijn
jaren bij Shalom. Nooit gedacht dat het zo verschrikkelijk veel van mijn tijd
in beslag zou nemen. Het archief van de
gemeente moet ik nodig op orde brengen. Ik wil ook een uitgebreide studie
schrijven over de geschiedenis van onze Gemeente. Van alle leden ben ik de
enige, die bijna alle info heeft.
Hoe het verder zal gaan, weet ik niet, maar ik wil graag mijn Master’s in Theologie
afronden. Nu broeder Jabini naar Zuid Afrika vertrekt... ja ik weet het niet.
Hij was degene, die dat hier deed. (N.B. Broeder Jabini is intussen al vertrokken en gevestigd in Zuid Afrika).
V. Of u zou
naar Zuid Afrika moeten gaan...
A. Nee... of ja (met een lach), misschien
zou ik een jaar in Zuid Afrika kunnen doorbrengen. Dat is een optie.
Zo zijn er nog andere
plannen, die de laatste twee of drie jaar zijn bijgekomen en waar ik me van
afvraag of dat de wil van God voor ons is.
Ik weet in elk geval
dat in het Koninkrijk van God er geen werkloosheid is en je niet met pensioen
gaat.
Het mooiste voorbeeld
voor mij is nog altijd wat ik eens las in een zendingsblad:
Een zendeling in Cuba, van World Team, zou 105 jaar worden en men vroeg hem of hij nog een
wens had. Hij zei toen dat hij nog graag Fidel Castro het evangelie wilde
verkondigen. Zelf ging hij nog voor in de samenkomsten.
Het lijkt mij een
geweldigde zegen als dat nog kan op zo’n hoge leeftijd.
StiMezra dankt Broeder en Zuster Schuster voor dit interview en wenst hen namens de Kerkipasi gemeenschap toe, dat ze de toekomst mogen doorbrengen in het volmaakte plan
van God voor hun verder leven samen; dat daar heel veel vrucht op zal zijn voor
Gods Koninkrijk en dat, nu de kinderen volwassen geworden zijn, ze ook veel
meer samen mogen doen en gezond van elkaar mogen genieten tot in hoge ouderdom.